Home Actueel Visie De 7 fasen Boeken Artikelen Verwante teksten Tegenkrachten Over Margarete Quotes / Test Links / contact |
Van Darwin naar de geest in de evolutieMargarete van den BrinkIn twee eerdere bijdragen: 'De schepping, toeval of bedoeld? en De Engelenhiërachieën, scheppers van mens en aarde, schreef ik over de ontwikkeling van mens en aarde. Daarin stond de vraag centraal of de schepping zomaar, bij toeval, is ontstaan of dat er sprake is van een creatie, een schepping door een hogere geestelijke of goddelijke macht met een bepaalde intentie. In het artikel 'De schepping, toeval of bedoeld? liet ik zien hoe in voorchristelijke tijden griekse filosofen als Socrates en Plato over de schepping dachten. En daarnaast tot welke conclusies Charles Darwin in de 19e eeuw in zijn evolutietheorie kwam, op basis van zijn onderzoek in de natuur. In de tweede bijdrage 'De Engelenhierarchieën, scheppers van mensen en aarde', benaderde ik die vraag niet vanuit het aardse gezichtspunt, maar vanuit het geestelijke. Alles wat wij als schepping, als zonnestelsel, aarde, natuur, planten, dieren en mensen, om ons heen zien, zo zegt de esoterische traditie, is ooit uit het goddelijk-geestelijke voortgekomen. Hoge engelen stonden substantie van zichzelf af en ontwikkelden en vormden daaruit stapsgewijs de schepping. Die oersubstantie, die substantie van de hoge goddelijk-geestelijke wezens, waaruit later de aarde, de mensen, de dieren en de planten werden opgebouwd, was in het oerbegin puur geest. Als eerste werd vanuit die geest warmte gecreëerd. Toen lucht en licht. Vervolgens kwam de schepping, behalve in warmte, lucht en licht, ook in een waterachtige/vloeibare substantie te leven. Uiteindelijk stolde zij in de vaste materie, de fysiek-minerale, zoals wij die nu kennen. Beide benaderingen, die van Darwin en die uit de esoterische traditie, zijn uitersten. De een denkt vanuit het aardse, de ander vanuit de geest. In deze bijdrage breng ik beide standpunten dichter naar elkaar toe. Zó dicht dat zij zich – met goede wil - met elkaar kunnen verbinden. Het CreationismeDe oudse opvatting over het ontstaan van mens en aarde wordt 'het creationisme'genoemd. Het creationisme gaat er, kort gezegd, van uit dat God of een hogere goddelijke macht, alle natuurlijke vormen die we op aarde kennen: het universum, de aarde, maar ook de planten, de dieren én de mens, geschapen heeft. Iedere soort afzonderlijk. Onder de creationisten, meestal orthodoxe christenen, zijn er velen die het scheppingsverhaal in het boek Genesis in de bijbel letterlijk nemen. Zij gaan ervan uit dat de schepping van hemel en aarde zich in zes dagen van 24 uur heeft voltrokken. Alhoewel deze opvatting steeds minder aanhangers heeft, wordt zij in orthodox christelijke kringen nog steeds voor waar aangehouden. In de tijd van Darwin, zo halverwege de 19e eeuw, was deze letterlijke interpretatie van de bijbel de gangbare opvatting. Een paar eeuwen eerder hadden aartsbisschop James Ussher van de Church of England en geleerde dr. John Lightfoot op grond van gegevens die zij aan de bijbel ontleenden, berekend dat de aarde maximaal 6000 jaar oud zou zijn. In Darwin's tijd was dit gegeven nog steeds een kerkelijk dogma. De evolutieleer van DarwinTijdens zijn reis met het schip 'de Beagle' en zijn onderzoeken van de natuur op het zuidelijk halfrond, ontdekte Charles Darwin (1809-l882) aan de hand van zeefossielen in diverse aardlagen hoog in het Andesgebergte, dat de wereld onnoemelijk veel ouder moest zijn dan 6000 jaar en dat dat gegeven dus niet klopte. Bovendien vond hij dat niet alleen aardlagen, maar ook planten en dieren aan verandering onderhevig zijn. Dat wil zeggen, zich afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden en de zich wijzigende omstandigheden, in de tijd ontwikkelen. Geleidelijk aan formeerde hij uit zijn waarnemingen zijn beroemd geworden evolutieleer. Kort samengevat komt deze erop neer dat een plant of diersoort voortdurend kleine veranderingen ondergaat en dat juist die veranderingen die het organisme het beste aanpassen aan de omgeving of aan de omstandigheden, het mogelijk maken dat een plant of een dier overleeft en zich voortplant. De eigenschappen die de beste aanpassing geven, worden vervolgens doorgegeven aan volgende generaties. Darwin benadrukte dat die eigenschappen door de natuur geselecteerd worden en niet het resultaat zijn van een of ander plan, voorkeur of richting. Deze, in zekere zin automatische selectie door de natuur zelf, vindt plaats omdat ze overleven mogelijk maakt. Darwin publiceerde zijn bevindingen in zijn beroemde boek 'On the origin of species' ('Over het ontstaan van de soorten'). Het boek bracht een schokgolf teweeg in de kerkelijke kringen van die tijd. Darwin reduceerde de schepping, die tot dan toe altijd gezien was als het werk van God, tot niet meer dan een gevolg van toevallige veranderingen die zonder richting en zin verlopen. Het was daarom geen wonder dat vele van zijn collega wetenschappers, leden van de Church of England, én creationist, zijn theorieën zonder meer verwierpen. Toch werd hij in de wetenschappelijke wereld vrij spoedig daarna erkend en zijn theorie geaccepteerd. Darwin zelf zag de ontwikkeling van de verschillende soorten in de natuur, zoals de grote variatie aan planten- en dierenvormen, aanvankelijk als een mengvorm van goddelijk ontwerp en toeval. In zijn boek schrijft hij: 'Ik houd het erop dat alle levende wezens die ooit op de aarde hebben geleefd van een oervorm afstammen die het leven van een schepper ontvangen hebben'. In zijn boeken 'The descent of man' ('De afstamming van de mens') en 'Selection in relation to sex' ('Selectie in relatie tot sekse') gaat hij nog een stap verder dan in zijn eerdere boek. In 'De afstamming van de mens' maakt Darwin duidelijk dat hij niet alleen planten en dieren, maar ook de mens als een biologisch organisme beschouwt dat zowel naar lichaam áls naar geest, van dierlijke voorlopers afstamt. De mens blijkt zo nauw met de mensapen, de primaten, verwant dat hij geen apart geschapen soort op zich kan zijn. De afwezigheid van lichaamshaar, zo kenmerkend voor de mens, moet door natuurlijke selectie tot stand gekomen zijn. In zijn boek 'Selectie in relatie tot sekse' toont Darwin dat in de dierenwereld, waaronder dus ook de mensenwereld, leden van het ene geslacht (meestal de vrouwtjes) leden van het andere geslacht op bepaalde wenselijke eigenschappen selecteren. Dit met het doel een sterk organisme voort te planten en zo de soort in stand te houden. Het NeodarwinismeIn de loop van de 20e eeuw ontdekten wetenschappers dat de erfelijkheidswetten die Gregor Mendel (1822-1884) eind l9e eeuw beschreven had, een sterk bewijs vormden voor de evolutietheorie van Darwin. Zij koppelden daarop het darwinisme aan de moderne genetica en creëerden zo wat de neodarwinistische evolutietheorie is gaan heten. Ferfente aanhangers van deze leer zijn, Thomas Huxley (1825-1895), Jacques Monod (l910-l976) en Richard Dawkins (l941). De neodarwinisten zijn er volledig van overtuigd dat er voor de evolutie geen ander verklaringsmechanisme nodig is dan de natuurlijke selectie. De evolutie op zich is volgens hen gebaseerd op toeval en op toevallige mutaties (spontane veranderingen) in het DNA. Meer niet. Het kent geen enkele bedoeling, heeft geen enkele betekenis en is op niets anders gericht dan op de instandhouding van de soort. De neodarwinisten vinden daarom dat het geen enkele zin heeft te zoeken naar essentiële beginselen als een scheppergod of een hogere bedoeling. Een ieder die dat wel doet is onwetenschappelijk bezig en een fantast. Het materiële universum, dat wil zeggen, dat wat we met onze aardse zintuigen kunnen waarnemen, is de enige werkelijkheid. De wetenschap moet zich uitsluitend daar mee bezig houden. Van de neodarwinisten is het met name Richard Dawkins die deze theorie te vuur en te zwaard verspreidt en tegen kritiek uit zowel wetenschappelijke als niet-wetenschappelijke hoek, verdedigt. Hij is een uitgesproken materialist en atheïst. In zijn boek 'The God Delusion' ('God als misvatting') laat hij zien dat het traditionele geloof in een schepping door een bovennatuurlijke God nergens op stoelt. Hield Darwin de deur naar een hogere macht nog een kiertje open, bij de neodarwinisten is die deur stevig dichtgeslagen. Er bestaat geen God. Alles wat met religie of spiritualiteit te maken heeft is wetenschappelijk niet hard te maken en daarom onwaar. De evolutietheorie van Darwin en de neodarwinisten hebben de afgelopen decennia het denken over de mens in de samenleving sterk beinvloed. Kenmerkend zijn opvattingen als: 'De mens is een dier', 'we stammen van de apen af', 'in de relatie tussen de seksen gaat het alleen om voortplanting', 'God bestaat niet', de wetenschap heeft inmiddels bewezen dat het leven geen zin heeft', 'alleen de materiële wereld is reëel. Wie daar niet van uitgaat is onwetenschappelijk bezig'. Veel mensen raken door deze nieuwe opvattingen in verwarring. Met name degenen die het creationisme aanhangen. Aan de ene kant willen zij het geloof in de bijbel niet helemaal opgeven, maar aan de andere kant zijn ze het met Darwin eens dat het scheppingsverhaal in Genesis niet letterlijk waar kan zijn. Dat doet hen twijfelen of de bijbel überhaupt wel geloofwaardig is. Velen keerden om die reden de kerk uiteindelijk de rug toe. Niet omdat ze niet langer religieus zouden zijn, maar omdat ze niet meer vanzelfsprekend achter de kerkelijk dogma's en de kerkelijke interpretatie van de bijbel kunnen staan. Intelligent Design (ID)Zo'n vijftien-twintig jaar geleden ontstond het concept van de 'Intelligent Design' ('Intelligent Ontwerp'). De Intelligent Design gedachte werd ontwikkeld door gelovige Amerikaanse wetenschappers als reactie op het overheersende materialistische en atheistische wereldbeeld van de neodarwinisten. De aanhangers van Intelligent Design zijn er geenszins van overtuigd dat de neodarwinistische evolutieleer alles kan verklaren. Toch verwerpen zij de evolutieleer van Darwin niet geheel en al. In veel opzichten heeft deze volgens hen gelijk. Natuurlijk is het zo dat niet alle diersoorten in de ark van Noach pasten en dat de aarde veel ouder is dan zesduizend jaar. Maar er bestaan facetten in het leven, zoals de biochemie in levende cellen en de interactie tussen genen, die zó ingewikkeld zijn dat het ondenkbaar is dat deze systemen uitsluitend bij toeval door variatie en natuurlijke selectie tot stand gekomen zijn. Op cruciale momenten – genoemd worden het ontstaan van het leven, het ontstaan van nieuwe soorten en dus ook het ontstaan van de mens - schiet de darwinistische evolutietheorie volgens de Intelligent Desing wetenschappers schromelijk tekort. De enige mogelijkheid om uit die impasse te komen, zo menen zij, is te accepteren dat op die cruciale momenten een 'intelligente macht', een 'intelligente ontwerper' heeft ingegrepen die het proces in de juiste richting heeft gestuurd. Wie die 'designer' of 'ontwerper' is? Een belangrijke aanhanger, William Dembski, schrijft in zijn bundel 'Signs of intelligence': 'Als er een designer schuilgaat achter de biologie en de kosmologie, dan zijn de mogelijkheden wat betreft wie dat zou kunnen zijn zeer beperkt, met God als de meest voor de hand liggende keuze'. In dit verband is het interessant te herinneren dat ook Darwin aanvankelijk van 'een kwekershand' of 'onzichtbare hand' sprak, die de evolutie op bepaalde cruciale momenten beinvloedde en stuurde. De Intelligent Design gedachte wordt door de neodarwinisten, waarvan veruit de meeste atheïst zijn, fel bestreden. Zij vinden dat via de ID het creationisme en God door de achterdeur de wetenschap weer binnenkomen, en dat is onacceptabel. Intelligent Design is daarom voor hen pseudowetenschap die niet serieus genomen kan worden. Bekende nederlandse ID aanhangers zijn Cees Dekker, hoogleraar moleculaire biofysica en René van Woudenberg, hoogleraar wijsbegeerte. Samen met andere wetenschappers schreven zij de boeken 'Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?' en 'En God beschikte een worm'. Cees Dekker herriep echter later zijn opvattingen over Intelligent Design. Hij zag dat deze niet te rijmen zou zijn met de wetenschap. Materie én bewustzijn: naar een nieuwe evolutietheorieHet is interessant dat in en vlak vóór het 'Darwinjaar' 2009 twee studies van wetenschappers verschenen die iets heel nieuws toevoegen aan de evolutietheorie, namelijk het element van het bewustzijn of de geest. Beide vinden het volkomen ongeloofwaardig ervan uit te gaan dat de wereld in al haar schoonheid en complexiteit op toeval of stom geluk berust. Alhoewel ook zij de opvattingen van Darwin voor een groot deel onderschrijven, zijn ze het anderzijds met Albert Einstein eens als hij zegt: 'Als dit universum in zijn miljoenvoudige orde en precisie het resultaat van blind toeval zou zijn, dan is dat net zo geloofwaardig als wanneer een drukkerij explodeert en alle druklettertjes weer op de grond terechtkomen in de voltooide en foutloze vorm van een woordenboek'. Met andere woorden er moet een soort ordenend 'iets' zijn, dat de ontwikkeling van elk organisme op aarde, planten, dieren en mensen, stuurt. Naar dat 'iets' zijn beiden, Teule en Bos, op zoek gegaan. Gerrit Teule ging op zijn zoektocht uit van de opvattingen van de franse paleontoloog en priester Pierre Teilhard de Chardin (1881-l955) en van de franse kwantumfysicus Jean Charon (l920-l998). Teilhard de Chardin en Charon zagen - in tegenstelling tot wat de neodarwinisten beweren – dat in de evolutie een richting, een doelgerichtheid, aanwezig is en te herkennen is. Die richting toont zich in het feit dat er sprake is van een toenemende complexiteit en orde. Dat wat heel simpel en eenvoudig begint, bijvoorbeeld als een eencellig organisme, mondt uiteindelijk uit in de zelfbewuste mens. Een wezen dat buitengewoon complex in elkaar zit. In de materie werkt een ordenende krachtEen ander belangrijk aspect waar Teule op wijst is dat een wet van de thermodynamica zegt dat uit chaos geen toenemende en blijvende orde voort kan komen. Dat is alleen mogelijk als een voortdurende en stimulerende invloed of kracht daarvoor zorgt. Is die kracht er niet dan valt alles weer uit elkaar en keert de oorspronkelijke chaos terug. Als je die wet toepast op de miljarden jaren durende evolutie waarin de complexiteit en ordening van de levende materie voortdurend is toegenomen, zegt Teule, moet het dus zo zijn dat in die materie een ordenende, niet materiële creativiteit werkt. Een creativiteit die je ook een geestelijke, bewuste, scheppende kracht kunt noemen. Deze creativiteit ziet hij overal aanwezig. Je kunt hem ook in jezelf waarnemen zegt hij. Je komt hem tegen als je naar binnenkeert, over de dingen nadenkt en je van jezelf bewust wordt. Omdat de materie in de zich ontwikkelende cellen, moleculen, atomen, planten en dieren, zonder deze innerlijk werkende creatieve kracht uiteen zou vallen en weer chaos zou worden, moet die stimulerende, geestelijke bewustzijnskracht al bij de oerknal aanwezig zijn geweest. Met andere woorden zo redeneert Teule: bewustzijn en materie waren er tijdens de oerknal tegelijkertijd. Geest (bewustzijn en geest zijn identiek aan elkaar) en materie blijken daarom van het oerbegin af innig en onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bewustzijn is de geestelijke kant van de materie en materie de fysieke kant van bewustzijn. De een leeft in de ander. Arie Bos komt in zijn boek 'Hoe de stof geest kreeg' op een vergelijkbaar punt uit. Ook hij trekt de conclusie dat bewustzijn (geest) niet alleen een fundamentele rol in de evolutie speelt, maar zelfs de hoofdrol heeft. Als je goed naar de evolutie kijkt, zegt hij, zie je dat heel veel processen doelgericht verlopen, alsof er een vooropgezet plan is. 'Er bestaat bij alle diersoorten een duidelijke ontwikkeling in de richting van toename van complexiteit, autonomie en hersenontwikkeling'. Die ontwikkeling vindt plaats omdat er volgens hem - in overeenstemming met de kwantumfysica - in elk onderdeel van de materie, of dat nu fotonen, neutronen, atomen, moleculen, organen, of wat dan ook zijn, bewustzijn, geest, werkt. Het is dit bewustzijn, deze in de materie aanwezige 'informatie', die niet alleen de materie heeft voortgebracht, maar haar ook aanstuurt en verder ontwikkelt. Van het allereerste prille begin af. Het bewuste scheppingswerk van hoge geestelijke wezensKeren we nu kort even terug naar mijn bijdrage 'De Engelenhiërarchieën als scheppers van mens en aarde'. Daarin vertelde ik dat hoge scheppende geestelijke wezens, de Serafijnen, behorende tot de hoogste rang van de Engelenhiërarchieën, de scheppingsgedachten voor het nieuwe zonnestelsel, de aarde en de mensen van de allerhoogste Godheid, de Drie-eenheid, in ontvangst namen. De Cherubijnen, hoge goddelijke wezens, eveneens uit de eerste hiërarchie, werkten de doelen en ideeën die de Serafijnen in ontvangst hadden genomen met hun hoge wijsheid uit in uitvoerbare plannen. Op hun beurt hadden de Tronen de opdracht de verheven kosmische gedachten die de Serafijnen van de hoogste Godheid ontvangen hadden en die de Cherubijnen vanuit hun hoge wijsheid verder hadden doordacht, werkelijkheid te laten worden, concreet te maken. Zo ontwikkelde de schepping zich door middel van een intensieve samenwerking tussen de verschillende geestelijke wezens uit de eerste, de tweede en de derde hiërarchie steeds verder naar het punt waar wij nu, in onze tijd, zijn. De Elohim of Geesten van de Vorm (uit de tweede hiërarchie) zorgden er voor dat dat wat gebouwd was bleef voortbestaan zolang dat nodig was. Dat voorkwam dat het geschapene voortijdig te gronde ging. Als zodanig worden deze hoge Elohim ook wel 'de instandhouders' genoemd. Geestelijke wezens en bewustzijnDe goddelijke gedachten of intenties die aan het scheppingsproces ten grondslag liggen maken dat tot op de dag van vandaag overal in de natuur ordening, schoonheid en doelgerichtheid te vinden is. En dat niet alleen, ook 'informatie' of bewustzijn. Waar komt dat vandaan? Ooit stonden de hoge goddelijk-geestelijke wezens substantie van zichzelf af en stroomden dat uit in de schepping. Zo ontstonden op het fysieke vlak de lichamelijkheid, op het etherische vlak, het element van het leven, en op het astrale vlak het ziele-element. Om tenslotte als 'ik' in de mens tot drager van de geest te worden. Deze uitgestroomde geestelijke substantie van de hoge geestelijke wezens bestond en bestaat nog altijd, uit van deze wezens afkomstige bewustzijnskracht. Het is deze intrinsieke bewustzijnskracht die als 'in-formatie' niet alleen de materie, het fysieke, heeft voortgebracht, maar haar van binnenuit ook onderhoudt, aanstuurt en verder ontwikkelt. Vandaar dat Bos zo prachtig zegt: 'Als een stille geduldige kracht is dit bewustzijn daar aan het werk. Het kneedt, vormt en leidt de materie doelgericht naar steeds hogere evolutievormen'. Het is vanuit deze hoge scheppende, ordenende bewustzijnskracht dat de doelgerichtheid op het gebied van al het lichamelijke, het leven, de ziel en de menselijke geest, via steeds complexere vormen zijn uitdrukking vindt. Daarbij 'weet' het tot in de fijnste details welke kant het op moet in de evolutie. In den beginne was het WoordAan het eind van zijn boek maakt Bos een klein uitstapje naar het Johannes evangelie in de bijbel. Dat wil zeggen dat het er al was nog vóórdat de oerknal, de Big Bang, had plaatsgehad. Met hun werk dragen Gerrit Teule, Arie Bos en anderen er toe bij dat dankzij de allernieuwste ontdekkingen in de wetenschap, het element van de Geest alsnog de evolutietheorie van Darwin binnenkomt!
|