Nederland in transitie: de oude en de nieuwe orde 

Jan Rotmans
hoogleraar transitiekunde en duurzaamheid aan de Erasmus Universiteit Rotterdam

De Nederlandse samenleving bevindt zich in een overgangsfase. De samenleving kantelt van een centraal geleide, top-down gestuurde naar een decentrale, bottom-up samenleving. Er ontstaat een nieuwe orde, bestaand uit horizontale verbanden, zoals lokale gemeenschappen, coöperaties, sociale en fysieke netwerken. Deze nieuwe orde opereert voor veel mensen nog onder de radar maar vormt al wel een bedreiging voor de bestaande orde.

De oude orde is nog verticaal opgebouwd en bestaat uit silo's, die langzamerhand afbrokkelen: vakbonden, belangenorganisaties, brancheclubs, politieke partijen, natuur- en milieuorganisaties, tv-omroepen, etc. Zij stammen uit een hiërarchisch tijdperk waarin ideologie en religie nog de pijlers vormende van de samenleving. De nieuwe orde is pragmatisch, divers en diffuus en wordt gedreven door andere waarden en is daarmee nogal ongrijpbaar voor de oude orde.

Traag maar onmiskenbaar verandert het weefsel van onze samenleving en tekent zich een machtswisseling af.
De nieuwe orde van onderop vormt langzaam maar zeker een nieuwe macht.
Historische transities leren ons dat de oude structuren en instituties zo lang mogelijk weerstand bieden tegen de nieuwe orde. Veel silo's hebben belang bij het in stand houden van de bestaande orde en verdedigen hun machtspositie met hand en tand, toch is dit slechts uitstel van executie.

De overgangsfase waarin we nu zitten is lastig maar boeiend: de oude silo's worden afgebroken en dat gaat gepaard met veel onrust: massale ontslagen in de thuiszorg, welzijnsorganisaties verdwijnen, bouwbedrijven saneren op grote schaal, energiebedrijven vallen om en financiële instellingen reorganiseren radicaal.

Maatschappelijke stelsels als zorg, welzijn, onderwijs, energie, bouw en de financiële sector gaan op de schop en moeten worden vernieuwd. Gemeenschappelijke deler in al deze domeinen is dat de mens niet meer centraal staat, maar in dienst van de structuren. Hervorming van deze stelsels houdt in dat de mens weer centraal komt te staan en de structuren in dienst van de mens. Dat kost tijd en geduld. Zo is in de zorg sprake van een decentralisatie van taken, bevoegdheden en financiën, maar de crux is de noodzakelijke cultuuromslag en structuurverandering. Het zorgstelsel wordt langzaam maar zeker omgevormd tot een stelsel dat mensgericht is, een beroep doet op de eigen kracht en de eigen omgeving met samenredzaamheid als uitgangspunt.

De politiek worstelt met deze kantelperiode. Zij is ook bezig met hervormingen, van de arbeidsmarkt, woningmarkt, zorg en onderwijs. Het sociaal akkoord, pensioenakkoord, woonakkoord en energieakkoord zijn daar uitingen van. Dit zijn echter vooral aanpassingen van de bestaande systemen en geen radicale systeemvernieuwingen. Binnen de bestaande kaders wordt gezocht naar verbeteringen, maar wel met dezelfde spelers binnen dezelfde verhoudingen. Van een werkelijke machtswisseling is geen sprake. Zo gaat het energieakkoord niet over de essentie: onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, vooral van aardgas. Over 15 jaar is ons aardgas op en wij hebben nog geen alternatief, er is geen Plan B.

Het misverstand is derhalve dat de politiek binnen de kaders van de centrale & verticale samenleving bezig is met hervormingen (systeemaanpassingen), daar waar naar schatting enkele honderdduizenden mensen bezig zijn met het vormgeven van een heel nieuw type samenleving.

Tegelijkertijd met het veranderende weefsel van de samenleving verandert ook de structuur van de economie. Onze economie is energie-intensief, fossiel gedreven en grondstof-verspillend, wij verspillen het overgrote deel van onze grondstoffen. Omdat deze verspilling en vervuiling te kostbaar wordt, komt een nieuwe economie op, schoon, circulair en bio-based. Deze nieuwe economie is mondiaal maar opereert op een kleiner schaalniveau wordt gedreven door disruptieve technologische doorbraken, zoals cloud technologie en big data, robotisering, de 3D-printer, maar ook schone energie, energie-opslag en bio-chemie. Disruptief betekent dat deze technologieën niet alleen de productiewijze veranderen, maar de hele productieketen, distributie en opslag. Dat betekent dat unieke productie op lokale schaal weer mogelijk wordt, een enorme uitdaging voor de maakindustrie nieuwe stijl.

Deze technologische ontwikkeling is exponentieel, digitaal en combinatorisch. Dit betekent een exponentiële verdubbeling van de rekenkracht van computers, een razendsnelle digitalisering van de samenleving en combinatorisch vermogen om technieken snel en makkelijk te combineren. Dat betekent een technologische schaalsprong met ongekende mogelijkheden om de meest complexe problemen in de wereld op te lossen.

Het betekent echter ook dat de machine en robot de mens steeds vaker gaan vervangen. Met alle ingrijpende sociale gevolgen van dien. Historische disruptieve transities leren ons dat deze doorbraken een impuls zijn voor creativiteit en innovatie en nieuwe werkgelegenheid creëren. Anderzijds hebben zij een verwoestend effect op de onderklasse van de samenleving, de mensen wier arbeid wordt vervangen door robots en machines.

De technologische en ecologische transitie die momenteel plaatsvindt zal de economische structuur fundamenteel veranderen. Niet langer verticaal, zoals de huidige silo's van topsectoren, maar horizontaal. Niet nationaal maar transregionaal. Niet globaal maar glokaal. Zo is de opkomende bio-economie is regionaal georiënteerd en snijdt dwars door de topsectoren chemie, energie, agrifood en logistiek heen. De Nederlandse economie is dus niet 'transitie-proof', zoals de WRR in haar recente rapport 'naar een lerende economie' eveneens vaststelde.

De nieuwe economie vraagt om investeren in mensen; in leerprocessen, zodat datgene wat mensen leren ook daadwerkelijk gebruikt wordt; in sociale innovatie omdat dat grotendeels bepalend is voor het succes van innovaties; en in radicale innovatie: niet dingen steeds efficiënter en slimmer doen, maar wezenlijk anders. Dat vraagt een modern industriebeleid: niet alleen investeren in sterke economische topsectoren maar juist investeren in beloftevolle niches, waarbij hybride samenwerkingen van belang zijn. Zoals de 'Green Chemistry Campus' in Bergen op Zoom, een samenwerking tussen SABIC en entrepreneurs die samen bio-producten maken. Doel van zo'n transitiebeleid is om het adaptief vermogen van de Nederlandse economie te vergroten.

Sociaal gezien zullen we belasting op menselijke arbeid structureel moeten verlagen, zodat die arbeid goedkoper wordt in vergelijking met digitale arbeid. Het onderwijs zal moeten worden hervormd vanuit een nieuwe oriëntatie, gericht op permanent en levenslang en competentieontwikkeling zodat mensen met machines kunnen mee evolueren en leren kennis te delen in plaats van te beschermen.

Kortom, dit vraagt nogal wat van ons allemaal: een institutionele hervorming, een onderwijshervorming, een economische hervorming en een sociale hervorming. Deze ultieme transitie van Nederland start met een fundamenteel debat over de vraag: in wat voor soort samenleving willen we eigenlijk leven en in wat voor soort economie willen we ons geld verdienen?

Overgenomen van www.janrotmans.nl/artikelen

In 2015 verscheen van Rotmans: Verandering van tijdperk – Nederland kantelt.

 

naar boven