Advent 

Wijding en beproeving  

Margarete van den Brink

Advent, de tijd vóór Kerstmis, is een periode van hoopvolle verwachting. Hoopvolle verwachting van dat wat uit hoge hemelhoogten naar de aarde komt.

De esoterische traditie vertelt dat in de tijd vóór Kerst de geestelijke wereld zich dichter naar de aarde toe beweegt dan in andere tijden van het jaar. In die beweging stromen Engelenhierarchieën uit hoge hoogten hemelse krachten en energieën naar de aarde. Zo wijden zij de aarde, de natuur en de mensen.

Wijden wil zeggen: aanraken en zegenen. Door die aanraking en zegening versterken en herstellen de hoge engelwezens de verbinding tussen de mensen en de goddelijke wereld. Waarom moeten zij dat doen?

In de loop van het jaar treden in de verbinding tussen de goddelijke wereld en de mensen scheuren en breuken op. Die breuken worden veroorzaakt door de negatieve gedachten, gevoelens en daden van de mensen. Negatief menselijke gedrag opent namelijk voor donkere geestelijke wezens die in de wereld van de materie leven, de mogelijkheid om destructief te werken. Zo kunnen zij een wig drijven tussen God en de mensen en schade toebrengen aan de band die tussen hemel en aarde bestaat.

Gewijde nachten

Het weten dat in de tijden vóór Kerstmis en ook daarna, de aarde en alles wat daarop leeft, vanuit hemelse hoogten wordt gewijd is vooral bewaard gebleven in de Duitse benaming voor Kerstmis: ‘Weihnachten'. De nacht of nachten waarin wijding plaatsvindt. Volgens de esoterische traditie vindt die wijding vooral plaats tijdens de periode van ‘de 12 heilige nachten'. Die periode loopt van de 24e december tot de 6e januari.

Het oude weten dat rond Kerstmis, in de Adventtijd, de aarde door de engelen wordt gezegend, kom je ook in Nederland hier en daar nog tegen. Je vindt het terug in de gewoonte om vóór Kerstmis tuinen om te spitten en akkers om te ploegen zodat dat wat in die tijd uit hemelhoogten straalt, diep door kan dringen in de aarde. En daar zegenend en genezend werkt.

Innerlijk voorbereiding

Ook wij mensen kunnen ons op een vergelijkbare manier voorbereiden op deze instroom vanuit de geestelijke wereld. Dat doen we door ruimte maken en een zielesfeer creëren waardoor in het innerlijk iets geboren kan worden. Een stemming van openheid en devotie voor wat komende is.

Dat is de stemming en sfeer die nodig is om ook in onze tijd iets van het wezen van het goddelijke, Christus, in het eigen hart te kunnen ervaren. Alleen in de kribbe van ons eigen innerlijk kunnen wij als Maria worden en het werkelijke Kerstgeschenk ontvangen.

Zo'n open, ontvangende houding en stemming is er niet zomaar. Daar moeten we moeite voor doen en de juiste voorwaarden voor scheppen. Welke zijn dat?

In de eerste plaats is er de noodzaak om daarvoor tijd vrij te maken in ons drukke dagprogramma. In de tweede plaats naar binnen te keren, innerlijk ruimte te maken, de atmosfeer te zuiveren en een sfeer van rust, concentratie en devotie te creëren.

Een ieder die dat in de Adventstijd probeert, merkt hoe moeilijk dat is. Het lijkt heel voor de hand liggend en gemakkelijk, maar om het te doen en vooral om het regelmatig te doen, vraagt veel wilskracht en standvastigheid.

Het lijkt wel alsof alles er op gericht is dat te voorkomen. Waardoor komt dat?

Tijd van innerlijke beproeving

De esoterische traditie vertelt dat de najaarstijd een tijd van innerlijke beproeving is. Het zonlicht vermindert, de bladeren worden geel en vallen af. Het stormt en de takken en struiken worden kaal.

De natuur laat zien dat de geestelijke krachten die in het voorjaar en de zomer het licht en de warmte naar de aarde brachten, zich in die tijd terugtrekken. Met het terugtreden van het licht en de warmte in de natuur, nemen de krachten van de nacht, die van het donker, toe. Het wordt koud.

Er breekt een tijd aan waarin wij mensen op onszelf worden teruggeworpen. Niet langer worden wij omhuld en gedragen door de natuur, de warmte en het licht van de zomer. We moeten het nu zélf gaan doen. In onszélf moeten we nu het licht en de warmte ontsteken en daarin de kracht vinden om verder te gaan.

Toename van donkere krachten

Als de oude, dragende krachten zich terugtrekken en de nieuwe krachten in het innerlijk nog niet erg sterk zijn, is het moment daar waarop negatieve geestelijke krachten in versterkte mate in ons inwerken. Daarmee raken we aan een thema dat je ook in sprookjes en andere verhalen met inwijdingskarakter, tegenkomt.

Hoe meer wij in de richting van Kerstmis gaan, hoe meer die donkere geestelijke krachten de greep op ons trachten te versterken. Waarom?

Omdat zij vóór alles willen voorkómen dat wij ons innerlijk met de goddelijke wereld, met Christus, verbinden en zijn krachten in ons opnemen. Want, op het moment dat wij innerlijk deelhebben aan de kracht van Christus, hebben zij op dat deel waarmee wij met het goddelijke verbonden zijn, geen vat meer. En dus kunnen zij daar ook geen krachten meer onttrekken die zij voor de versterking van zichzelf nodig hebben.

Het is daarom niet verwonderlijk dat met name in de Adventtijd er van alles in de samenleving, in onze eigen omgeving en in onszelf gebeurt dat afleidt van de toenadering tot het heilige dat komende is. Denk alleen maar aan het lawaai, de commercie en de onrust die kenmerkend is voor de tijd vóór Kerst.

Op die wijze trachten de donkere krachten te voorkómen dat wij ons voorbereiden op en verbinding maken met de sfeer van wijding en verlichting die in de Kersttijd uit de hemelhoogten naar ons toekomt.

Als moderne mensen hebben wij eigenlijk nauwelijks of geen weet meer van het bestaan van donkere, negatieve geestelijke krachten en de wijze waarop zij in ons inwerken.

Hoed je voor het boze

In de mysteriescholen in het oude Griekenland, dus in de tijd vóór Christus' komst naar de aarde, wist men dat nog wel. Daarom werden de leerlingen op die scholen gemaand met name in de donkere tijd wakker en waakzaam te zijn. De donkere tijd strekte zich uit van eind september tot het moment van de winterzonnewende aan het eind van het jaar.

Wakker moesten ze zijn voor de inwerking en de verleidingen van de krachten van het boze en zich daar verantwoordelijk voor voelen.

De esoterische traditie vertelt dat de leerlingen voor elk jaargetijde een bepaalde opdracht kregen waar ze in die tijd vooral aandacht aan moesten besteden. Die opdracht werd geformuleerd in een devies.

Voor de zomer was dat devies:

‘Ken jezelf'.

Voor de herfst waren dat de mysteriewoorden:

‘Hoed je voor het boze'.

Op die wijze waren zij zich voortdurend bewust waar ze in die tijd op moesten letten, zowel met betrekking tot dat wat in henzelf gebeurde, als in hun relatie met andere mensen. Men wist dat de krachten van het boze alleen overwonnen kunnen worden als je ze herkent en er mee leert omgaan. Maar dat is nog niet voldoende. Daarnaast moet je in jezelf ook morele eigenschappen of kwaliteiten ontwikkelen.

Plato, de Griekse wijsgeer, noemde in zijn werk ‘Politeia' vier kwaliteiten of deugden die de mysterieleerling moest ontwikkelen om niet alleen het boze het hoofd te kunnen bieden, maar ook toegang te krijgen tot het goede.

Die deugden zijn:

Gerechtigheid

Bezonnenheid en maathouden

Moed

Wijsheid

De zeven deugden in de christelijke traditie

Het zijn kwaliteiten die we in alle religies terugvinden. Dat komt omdat deze vier deugden de grondslag vormen van de geestelijke ontwikkeling van ons mensen.

In de middeleeuwen werd aan deze vier kardinale deugden uit de klassieke oudheid de drie deugden uit de bijbel toegevoegd: geloof, hoop en liefde. Zo ontstonden in die tijd in de christelijke traditie de volgende zeven deugden:

  1. Prudentia (Voorzichtigheid – verstandigheid – wijsheid)
  2. Iustitia (Rechtvaardigheid – rechtschapenheid)
  3. Temperantia (Gematigdheid – matigheid – zelfbeheersing)
  4. Fortitudo (Moed – sterkte)
  5. Fides (Geloof)
  6. Spes (Hoop)
  7. Caritas (Naastenliefde, Liefde)

De omvormende werking van de deugden

In de esoterische traditie wordt erop gewezen dat het actief beoefenen van deze deugden - van positieve eigenschappen überhaupt - transformerend werkt op het fysieke lichaam, het etherlichaam, het astrale lichaam en het ik.Transformerend werken wil zeggen: omvormend en doorlaatbaar makend, waardoor de lichamelijkheid, de ziel en het ik toegankelijker worden voor de inwerking van de goddelijke krachten van licht en liefde.

Als mensen worden wij bijvoorbeeld steeds weer door bepaalde begeertes en verlangens meegesleept. Daardoor doe je steeds iets te veel, te vaak of te lang. Leer je nu – met vallen en opstaan – daarin maat te houden, dan werkt dat gezondmakend op je etherlichaam, je energiehuishouding.

Eenzelfde iets gebeurt als je de angsten, onzekerheden en onwaarachtigheden in jezelf en in je relatie met andere mensen onder ogen ziet. Oefen je je om daar bewust mee om te gaan, dan ontwikkel je de deugd van de moed. De deugd van de moed werkt omvormend en gezondmakend op het astrale lichaam, het zielelichaam.

Op eenzelfde wijze werkt de juiste dienstbaarheid aan anderen transformerend en zuiverend op je ik. Met name op dat deel van het ik dat ‘ego'-karakter heeft.

Vrede op aarde

Door op een dergelijke wijze aan jezelf te werken, ontwikkel je morele kwaliteiten. En die morele kwaliteiten scheppen dan de juiste innerlijke houding en sfeer die het de energieën van de wijdende Engelen en de vernieuwende krachten van Christus mogelijk maken toegang tot je te krijgen.

Dat betekent dat als wij in donkere tijd vóór Kerst, met name in de Adventstijd, bepaalde deugden oefenen en de afleidende en weerstanden en hindernissen creërende invloeden van de donkere krachten leren herkennen, we oneindig veel goeds doen. We bereiden dan in het innerlijk de grond voor waardoor de vrede die van de hoge Engelwezens in de Kersttijd uitstroomt, op aarde in kan dalen. Niet alleen in onze eigen ziel, maar ook in de zielen van andere mensen op aarde.

Daardoor kan dat wat uit hemelhoogten als ‘het Licht der wereld' naar ons toekomt, zich dieper met ons mensen verbinden. Op die wijze kunnen wij, door zelf actief te worden, er in de Advent- en Kersttijd aan bijdragen dat de vrede en het goede op aarde wordt versterkt.


Noten:

Dit artikel vormt een hoofdstuk in het boekje ‘De Drie-eenheid en karma. Leven met het Christus-licht' door Margarete van den Brink. Uitg. Adventum/Nearchus.

De inhoud is mede ontleend aan het boek ‘De Kringloop van het jaar als weg tot de etherische Christus', door Sergej O. Prokofieff. Uitg. Perun Boeken.

 

naar boven